Moet je de witbalans handmatig instellen, of kan je dat beter achteraf doen? Wanneer je deze vraag aan een willekeurige fotograaf stelt, zal het antwoord vaak zijn: laat de witbalans maar in de automatische stand staan. Deze laat zich achteraf nog gemakkelijk aanpassen wanneer je de RAW gaat bewerken.

De automatische witbalans weet geen raad met de fraaie kleuren van de ochtend.

Met de witbalans regel je de kleurtemperatuur van de foto. Iedere lichtbron heeft zijn eigen kleur. Zo is het licht van een gloeilamp oranje, TL-lamp groen en de hemel een uurtje na zonsondergang diepblauw. Ons oog corrigeert feilloos voor deze kleurvariatie, de camera echter niet. Wil je een kleur natuurgetrouw in de foto krijgen, dan zul je moeten spelen met de witbalans. Bekende voorbeelden van witbalans-fouten zijn blauwe sneeuw en fletse zonsondergangen.

In het antwoord van hierboven schuilt al direct een belangrijk aspect. De witbalans laat zich achteraf gemakkelijk aanpassen in RAW. Maar dan moet je natuurlijk wel in RAW fotograferen. Doe je dat niet, dan is een ‘foute’ witbalans amper nog te corrigeren. Kies je er dus voor in jpg te werken, wees dan alert op de juiste witbalans. Gebruik eventueel een grijskaart om zeker van je zaak te zijn of ga af op je gevoel.

De gecorrigeerde witbalans om de juiste kleuren terug te krijgen.

Fotografeer je wel in RAW, dan hoef je minder op de witbalans te letten. De witbalans klakkeloos negeren is echter te gemakkelijk. In extreme situaties levert het aanpassen van de witbalans wel degelijk een voordeel op. Een bekend voorbeeld hiervan is het werken met de Lee Big Stopper. Dit 10-stops grijsfilter laat te veel blauw licht door, waardoor de foto’s een koele, blauwe sfeer krijgen. Deze afwijking is dermate extreem, dat het beter is de witbalans van de camera zo ‘warm’ mogelijk te zetten, om een beter basisbestand te creëren. De mogelijkheden voor nabewerken blijken niet onbeperkt. Een koele witbalans legt blauwe en rode tinten anders vast dan een warme witbalans. In de uitersten kan het daardoor toch voorkomen dat je sneller over de randen van het histogram gaat bij een te ver afwijkende witbalans…

De enorme blauwzweem van de Lee Big Stopper bij ‘daglicht’ als witbalans.

De witbalans tot over 10.000 Kelvin om de natuurlijke tinten terug te krijgen.

Het zelf instellen van een ‘vaste’ witbalans heeft nog een voordeel. Maak je een serie, dan is die met een vaste witbalans geheel uniform van kleur. In de automatische witbalans is het reëel dat de witbalans per foto verschilt, waardoor kleurverschillen in de serie ontstaan. Deze moet je dan weer voor de serie ineens corrigeren, niet zo handig wanneer je snel een serie naar iemand door wil sturen. Zelf heb ik mijn camera standaard op 5.400 Kelvin ingesteld staan. Daglicht is vaak iets te koel, bewolkt vaak weer iets te warm van tint.

Geef een antwoord

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met een *

Post comment